Er is een schat gevonden en verschillende groepen schatgravers proberen elk een zo groot mogelijk deel van de schat te pakken te krijgen door de bewakers van de schat te omzeilen en bij elkaar de veroverde delen van de schat weg te halen.
Er zijn evenveel partijen als er patrouilles zijn: één patrouille vormt de bewaking van de schatplaats. De andere patrouilles hebben elk een basis op ongeveer 200 meter van de schatplaats en van elkaars basis af. De partijen hebben elk een papieren band om de arm in een verschillende kleur, behalve de schatbewakers. Elke partij probeert nu eerst tot de schat door te dringen. Daarbij kan men gedood worden (als de band om de arm kapot getrokken wordt, betekent dat, dat de betrokken speler dood is) door de bewakers, maar ook al door de schatgravers van een andere partij.
De schat ligt in een cirkel, die "vrij gebied" is en een doorsnede heeft van ongeveer tien meter. Als men doordringt tot de schat, neemt men er een deel van mee (bijvoorbeeld twee kaartjes). Men mag dat afgesproken deel dan vrij naar de eigen basis brengen. De andere partij(en) schatgravers mag/mogen nu ook de basis aanvallen en daarbij gelden dezelfde regels, met uitzondering van het feit, dat er nu geen schatbewakers zijn, maar wel vijandige partij schatgravers, die datgene, wat ze veroverd hebben, moeten verdedigen, maar daarbij ook zelf gedood kunnen worden. De doden halen een nieuw leven bij de centrale post. Winnaar wordt die partij die de meeste delen van de schat heeft veroverd.