In een aantal bomen worden, niet al te hoog, trossen opgeblazen ballonnen opgehangen. Met verschillende kleuren ballonnen wordt dit een kleurig geheel. Deze ballonnenbomen worden, omdat ze zo bijzonder zijn, bewaakt. Niemand mag eraan komen. Rond de bomen is een afzetting gemaakt van bijvoorbeeld toiletpapier of rood-wit plastic lint van de wegenbouw. Als extra beveiliging voor de ballonnen is er een muur om het gebied gemaakt; deze wordt aangegeven door middel van bijvoorbeeld verkeerskegels.
De deelnemers worden verdeeld in 2 groepen, de bewakers en de ballonnendieven. In de verhouding 1 op 3. Na een bepaalde tijd worden de rollen omgedraaid. De ballonnendieven zijn herkenbaar aan een levensdraad om de arm. De bewakers hebben dat niet. Is iemand zijn levensdraad kwijt dan moet hij een nieuwe halen. Is het gelukt een ballon te stelen, dan kan hij tot aan de muur nog door de bewakers aangevallen worden; de bewakers proberen de ballon met de hand kapot te maken.
Buiten de muur zijn de ballonnendieven vrij. Hele ballonnen leveren meer punten op dat kapotte ballonnen.